ABSTRACTS |
|
ÉCRIRE ET RÉVISER UN TEXTE AU 1ER CYCLE DU PRIMAIRE EN MILIEU ALLOPHONE. Isabelle Montésinos-Gelet
|
|
APPROCHER L’ECRITURE EN DEBUT DE SCOLARISATION : APPRENTISSAGES DES ELEVES ET ACTIONS DE L’ENSEIGNANT. Marie-France Morin, Jacques David, Pascale Nootens Samenvatting : Deze bijdrage van theoretische aard, gebaseerd op een dataset van empirische gegevens, heeft als doel 1) de pedagogische aanpak te preciseren die nodig is voor een aangepaste ondersteuning bij de eerste stadia van het leren schrijven en 2) het portret van de opgebouwde kennis ten opzichte van de geschreven taal bij de leerlingen te verbreden. Dit artikel onderzoekt dus hoe de leerlingen zich de geschreven taal eigen maken in het perspectief van de « invented spelling», vertrekkende vanuit de corpus van de verzamelde gegevens van de interacties bij de jonge schrijvers met hun producties. De leerling wordt hierbij beschouwd als een actieve leerder, die interageert met de geschreven taal en de karacteristieken ervan geleidelijk aan verwerft. Het is de rol van de leerkracht om de leerlingen in contact te brengen met dit complexe geschreven systeem en om gebruik te maken van de afwijkingen die de leerling ten opzichte van de norm produceert – welke een weergave zijn van zijn o,twikkelingsniveau - om zoveel mogelijk de didactische activiteiten af te stemmen op het ontwikkelingsniveau van de leerling. Deze houding in het onderwijsleerproces van het schrift impliceert bepaalde gevolgen voor de lerarenopleidingen, die hier besproken worden. |
|
YOUNG STUDENTS’ COMPREHENSION OF DATA REPRESENTED IN GRAPHS: THE INFLUENCE OF TECHNOLOGY AND REALISTIC PROBLEM SOLVING. Athanasios Gagatsis, Theodora Christodoulou and Iliada Elia Samenvatting : De huidige studie onderzoekt bij jonge studenten hun capaciteiten om grafieken te begrijpen, met inbegrip van grafiek herkenning, interpretatie en opbouw. Voorts wordt onderzocht of het gebruik van technologie en realistische probleemoplossing in het onderwijs de studenten helpen om hun wiskundig denken te ontwikkelen bij het herkennen, interpreteren en uitwerken van staafdiagrammen. De steekproef van de studie bestond uit 58 studenten van de eerste graad, verdeeld in drie groepen: de experimentele groep 1, de experimentele groep 2 en de controlegroep. In eerste instantie deden alle studenten mee aan een pretest waarna de leerlingen van de twee experimentele groepen een interventieprogramma kregen met verschillende didactische benaderingen (technologie, realistische probleemoplossing), terwijl de leerlingen uit de controlegroep regulier onderwijs kregen in de statistieken. Tot slot voltooiden alle studenten een posttest. De bevindingen van het onderzoek toonden aan dat de prestaties van de studenten uit de 2 experimentele groepen verbeterden. Echter, om staafdiagrammen te interpreteren bleek het gebruik van technologie een grotere bijdrage te leveren dan het gebruik van realistische problemen in de ontwikkeling van de competentie van de studenten. Bovendien legden de studenten die tussenkomst ontvingen gebaseerd op technologie, na de implementatie van het interventieprogramma, een grotere flexibiliteit aan de dag dan voorheen. |